Zomerakkoord 2017: Hervorming vennootschapsbelasting

Vakartikels

Krachtlijnen zijn een algemene tariefverlaging voor alle vennootschappen, een aantal stimuli ter bevordering van de investeringen, maar ook een belangrijke reeks aan compenserende maatregelen om de tariefverlaging budgettair neutraal te houden. 

We gaan op beknopte wijze in op de diverse maatregelen inzake vennootschapsbelasting, onder voorbehoud van de definitieve teksten. De maatregelen inzake personenbelasting en spaarfiscaliteit worden op pagina 3 besproken.

Baker Tilly

Tariefverlaging

De tariefverlaging van de vennootschapsbelasting zal gradueel verlopen:

Boekjaar 2017 2018 en 2019 2020
Standaard tarief 33 %  29 % 25 %

Verlaagd
opklimmend
tarief (winst
tot 322.500 EUR)

0 – 25.000 EUR: 24,25%

25.001 – 90.000 EUR: 31,00%

90.001 – 322.500 EUR: 34,50%

   
KMO-tarief  

20 % op de eerste schijf
van 100.000 EUR
winst (rest 29 %) 

20 % op de eerste schijf
van 100.000 EUR
winst (rest 25 %)
Crisisbijdrage 3 % 2% 0 %


Vanaf 2018 (aanslagjaar 2019) zal het “KMO-tarief” in principe kunnen genoten worden door elke vennootschap (ongeacht haar belastbare winst) die als ‘kleine’ vennootschap kwalificeert in de zin van artikel 15, §§ 1 - 6 W.Venn. (*), voldoet aan de huidige voorwaarden voor het verlaagd opklimmend tarief (behalve de beperking van dividenduitkeringen tot 13% van het gestort kapitaal) én die per jaar minstens 45.000 EUR bezoldiging uitkeert aan minstens 1 bedrijfsleider/natuurlijk persoon.

(*) Vennootschappen die op balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar niet meer dan één van de volgende criteria overschrijden:
- Jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50 ; Jaaromzet: 9.000.000 EUR ; Balanstotaal: 4.500.000 EUR
- Wanneer meer dan één van bovenstaande criteria (niet meer) voldaan worden, heeft dit slechts gevolgen wanneer dit zich gedurende twee opeenvolgende boekjaren
voordoet. 

Begeleidende maatregelen vanaf boekjaar 2018

Stimulerende maatregelen

  • Investeringsaftrek

Om de bedrijfsinvesteringen aan te zwengelen wordt de éénmalige investeringsaftrek voor kleine vennootschappen (en éénmanszaken en vrije beroepers), die thans 8% bedraagt, tijdelijk opgetrokken naar 20%. Het zou gaan om investeringen verricht in boekjaren 2018 en 2019.

  • Verruiming vrijstelling van doorstorting bedrijfsvoorheffing

Vanaf 2018 wordt de lastenverlaging voor onderzoekers via een (gedeeltelijke) vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing uitgebreid tot bachelors.

  • Verruiming tax shelter

De bestaande tax shelter (30 % of 45 % belastingvermindering) voor investeringen in startende ondernemingen zou uitgebreid worden tot groeibedrijven. Deze maatregel maakt deel uit van een ruimer pakket aan maatregelen om de financiering van groeibedrijven te stimuleren. 

Compenserende maatregelen

  • Notionele interestaftrek

Deze aftrek blijft bestaan, doch in een afgeslankte versie. Voortaan zal de aftrek enkel berekend worden op de effectieve aangroei van het eigen vermogen (‘incrementeel’ kapitaal) over de laatste vijf jaar.

  • Minimum winstbelasting

Vennootschappen met meer dan 1 miljoen EUR belastbare winst zouden geconfronteerd worden met een minimale belastbare basis. Bepaalde fiscale aftrekken (een korf bestaande uit o.m. vorige verliezen, over-
gedragen DBI-aftrek, overgedragen aftrek voor innovatie-inkomsten en (overgedragen) notionele interestaftrek) zullen maar aftrekbaar zijn tot het eerste 1 miljoen EUR aan belastbare winst plus 70% van het saldo
van het fiscaal resultaat, waardoor het saldo van 30% belastbaar zal blijven aan 29% (plus crisisbelasting) of, vanaf 2020, 25%, hetgeen leidt tot een minimumbelasting van 7,5% vanaf 2020 e.v.. In het verlengde
hiervan zou de fairness tax voor dividenduitkeringen door ‘grote’ vennootschappen afgevoerd worden.

  • Minimumparticipatiedrempel voor meerwaarden op aandelen

Vanaf boekjaar 2018 zou de minimumparticipatiedrempel (10% in het kapitaal of een aanschaffingswaarde van de participatie van 2.500.000 EUR), die thans geldt voor de DBI-aftrek op ontvangen dividenden, ook
toepasselijk worden op de vrijstelling voor meerwaarden. Tegelijkertijd wordt de belasting van 0,4% op meerwaarden gerealiseerd door ‘grote’ vennootschappen afgevoerd. Aan het belastingtarief van 25% op meerwaarden gerealiseerd binnen het eerste jaar zou blijkbaar niet geraakt worden.

  • Pro rata toerekening kapitaalvermindering

Tot op heden geldt er een vrije aanrekening van kapitaalverminderingen, waardoor het perfect mogelijk is om de vermindering enkel toe te rekenen op het fiscaal gestort kapitaal zodat de terugbetaling volledig belastingvrij kan geschieden. In de toekomst zou dit niet langer gelden en zou het fiscaal regime van kapitaalverminderingen bepaald worden in functie van de verhouding tussen het fiscaal gestort kapitaal en het totaal eigen vermogen van de vennootschap. Ten belope van die verhouding zou de kapitaalvermindering onbelast blijven. Het resterend deel van de kapitaalvermindering (in de verhouding reserves/totaal eigen vermogen) zou fiscaal toegerekend worden op de (belaste) reserves en aanleiding geven tot roerende voorheffing (standaardtarief: 30%). Dit betekent dat in de toekomst een vennootschap met (belaste) reserves in het eigen vermogen niet meer kan overgaan tot een kapitaalvermindering die geheel vrij is van belasting. Opgemerkt dient echter dat het niet de bedoeling is om kapitaalverminderingen die voortkomen van ingevolge artikel 537 WIB ingebrachte belaste reserves (zgn. ‘interne liquidatie’ van 2013-14) aan de nieuwe pro rata regel te onderwerpen.

  • Schrapping aftrek vooruitbetaalde kosten

Vooruitbetaalde kosten (zoals vooruitbetaalde huur) zullen voortaan niet meer integraal aftrekbaar zijn in het jaar van de vooruitbetaling. Enkel het pro rata gedeelte van het jaar zelf (overeenkomstig het ‘matchingprincipe’) zal aanleiding geven tot een fiscale aftrek.

  • Voorzieningen voor kosten

Voorzieningen voor toekomstige kosten zullen enkel nog vrijstelbaar zijn in de mate dat ze voortvloeien uit een op balansdatum bestaande verplichting.

  • Belastingtarief herbeleggingsmeerwaarden

Meerwaarden die uitgesteld belast worden bij gebrek aan volledige en tijdige wederbelegging van de opbrengst zullen voortaan belastbaar worden aan het tarief van het jaar waarin de meerwaarde werd verwezenlijkt en niet langer aan het tarief van het jaar waarin de belasting ontstaat. Dit moet vermijden dat meerwaarden die nog in 2017 worden gerealiseerd en pas in 2018 of later belastbaar worden kunnen genieten van de nieuwe verlaagde tarieven.

  • Maatregelen tegen 'vervennootschappelijking'

Om te beletten dat éénmanszaken massaal overstappen naar een vennootschap wordt in een bijzondere aanslag van 10% voorzien voor vennootschappen (ongeacht hun grootte) die minder dan 45.000 EUR bezoldiging uitkeren aan minstens één bedrijfsleider-natuurlijke persoon. Het gaat om een stijging van 9.000 EUR per jaar ten opzichte van de huidige situatie. Er geldt wel een uitzondering voor vennootschappen met een lagere winst en startende vennootschappen (minder dan vier jaar geleden opgericht). Voor KMO vennootschappen is deze minimumbezoldiging ook een voorwaarde om van het 20% tarief op de 100.000 EUR belastbare winst te kunnen genieten.

  • Overige maatregelen (kort)

- Afschaffing van het stelsel van investeringsreserve. 
- Inperking fiscale voordelen voor inschakelingsbedrijven om dubbele vrijstelling te voorkomen.
- Hervorming fiscale moratorium- en nalatigheidsinteresten, door koppeling ervan aan de OLO-rentevoet.
- Voorafbetalingen worden aangemoedigd door verhoging van de basis rentevoet.
- Aanmoediging tot tijdige en correcte fiscale aangiften, door effectieve taxatie van de supplementen en verhoging van de forfaitaire minimum winsten. 

Begeleidende maatregelen vanaf 2020

Gezien de beperkte informatie die hierover op heden beschikbaar is,beperken wij ons tot een beknopte opsomming van de voornaamste aangekondigde maatregelen: 
- Beperking van de aftrekbaarheid van de interesten op vreemd vermogen ingevolge de Europese ATAD richtlijn;
- Verduidelijking ‘markrente’ voor interestvergoedingen op rekening-courant saldi;
- Disconto op schulden in verband met niet-afschrijfbare activa niet langer aftrekbaar;
- Mogelijkheid tot omzetting van pre-2017 vrijgestelde reserves in belaste reserves aan gunstig belastingtarief;
- Meer economische invulling van het concept ‘vaste inrichting’ overeenkomstig OESO inzichten;
- Invoering van een nieuwe wetgeving om bepaalde inkomsten van gecontroleerde buitenlandse vennootschappen te belasten zonder noodzaak van winstuitkering naar België;
- Aanvullende maatregelen inzake ‘exit’ taksen en ter bestrijding van planning met hybride structuren;
- Inperking aftrek van verliezen van buitenlandse vaste inrichtingen;
- Geleidelijke invoering van een systeem van fiscale consolidatie;
- Schrapping van de mogelijkheid tot degressieve afschrijving voor nieuwe investeringen;
- Pro-rata afschrijving in het jaar van de investering voor alle vennootschappen, ook voor KMO vennootschappen;
- Schrapping van aftrek van aanslag op geheime commissielonen;
- Verdere inperking van aftrek van autokosten (inzonderheid wat betreft hybride wagens) en plafonnering tot 100% van de kosten;
- Schrapping aftrek van alle fiscale boeten;
- Schrapping bepaalde vrijstellingen (bijv. meerwaarden op bedrijfsvoertuigen, meerwaarden onroerend goed van vennootschappen voor huisvestingskrediet, enz.).

Op de voornaamste maatregelen zal verder worden ingegaan in volgende publicaties.

Voor verdere toelichting kan u steeds terecht bij uw dossierbeheerder of bij Marc De Munter van onze tax consultancy afdeling.