Fiscale nieuwigheden op komst inzake belastingstelsel van dividenden

Vakartikels

Wanneer een vennootschap dividenden uitkeert stellen zich in het bijzonder twee vragen: welke roerende voorheffing is daarop van toepassing aan de bron en hoe wordt dergelijk dividend bij de aandeelhouder (natuurlijk of rechtspersoon) belast? 

Voor elk van deze aspecten zijn er opnieuw wijzigingen op til.  

Baker Tilly

Wat de roerende voorheffing betreft, wordt het huidig tarief van 27% (van toepassing sedert 1 januari 2016) ingevolge de recente begrotingscontrole opnieuw opgetrokken, dit maal tot 30% met ingang van 2017.  Dit betekent terug een forse verhoging, die met het huidig tarief in de vennootschapsbelasting van 33,99% (de KMO tarieven buiten beschouwing gelaten) leidt tot een totale belastingdruk van ongeveer 54%
((100 - 33,99) x 0,70 = 46,20 netto).

Deze belastingdruk dreigt zelfs deze van een (bedrijfsleider)bezoldiging licht te overtreffen, die in de hoogste belastingschijf ongeveer aan 53,5% (inclusief een gemiddelde gemeentebelasting van 7%) wordt belast.  Het is maar in het geval dat er ook nog sociale bijdragen voor zelfstandigen verschuldigd zouden zijn op de bezoldiging (onder een belastbaar inkomen van 82.795,16 EUR per jaar voor inkomstenjaar 2016) dat een dividend nog aantrekkelijker zou zijn dan een bezoldiging.

Uiteraard zal voornoemde totale belastingdruk mogelijks wel terug dalen, indien de regering Michel tot een akkoord zou komen over een hervorming van de vennootschapsbelasting, in het bijzonder een verlaging van het nominaal tarief tot 20% of een tarief in die buurt. Deze tariefverlaging zal wel gepaard gaan met het optrekken van de minimale bezoldiging aan de bestuurders of zaakvoerders om te beletten dat ze zich voornamelijk met dividenden zouden vergoeden.

Andere wijzigingen die op stapel staan betreffende de fiscale behandeling van dividenden vloeien voort uit recente wijzigingen aan de Europese Moeder-Dochterrichtlijn. Het gaat om twee antimisbruikbepalingen.
De eerste slaat op dividenden die verbonden zijn met een of meer rechtshandelingen die als ‘kunstmatig’ kunnen worden aangemerkt en die als hoofddoel hebben hetzij de 95% aftrek als definitief belaste inkomsten (‘DBI’) te genieten, hetzij een verzaking aan de inning van de Belgische roerende voorheffing of een gelijkaardig voordeel in een andere EU lidstaat.

Een rechtshandeling (of geheel van rechtshandelingen) wordt beschouwd als ‘kunstmatig’ voor zover zij niet opgezet is op basis van geldige zakelijke redenen die de economische realiteit weerspiegelen.  In geval de belastingadministratie het kunstmatig karakter kan aantonen, kan zij de verzaking aan de roerende voorheffing of de toepassing van de 95% DBI-aftrek voor de betrokken dividenden weigeren. 

Daarnaast worden dividenden ook van de DBI-aftrek uitgesloten in de mate dat de uitkerende vennootschap deze uitkeringen fiscaal in aftrek heeft genomen of kan nemen van haar winst.  Bedoeling hiervan is om inkomsten van hybride leningen, die in de bronstaat als schuldfinanciering worden aanzien (met aftrek van de uitbetaalde inkomsten) en in de staat van de ontvangende partij als kapitaalfinanciering, van de DBI-aftrek uit te sluiten.  Dit moet dubbele niet-belasting van deze inkomsten vermijden, voornamelijk op internationaal niveau.

Opvallend is dat de aanpassingen inzake DBI-aftrek al van toepassing zouden zijn voor dividenden uitgekeerd vanaf 1 januari 2016.  De bepalingen inzake roerende voorheffing zouden pas in werking treden op de eerste dag van de maand na deze waarin de betrokken wet in het Staatsblad is gepubliceerd.

Voor verdere toelichting of vragen kan u zich steeds wenden tot uw dossierbeheerder of tot Marc De Munter, Tax Partner van onze Consulting-afdeling.