Meerwaardebelasting op financiële activa vanaf 2026: impact op beleggers en ondernemers
Met de nieuwe meerwaardebelasting (voorheen ‘solidariteitsbijdrage’ genoemd) van 10% op financiële activa, kan ook België zich rekenen bij de landen die vermogenswinsten belasten. Al gelden wel andere regels voor modale investeerders versus aandeelhouders met een aanmerkelijk belang van minstens 20% van de aandelen in een vennootschap.
Wat is de impact voor u? Is het nuttig om bepaalde transacties versneld uit te voeren vóór eind 2025? Hoe kan u slim omgaan met de vrijstellingen die worden voorzien of ervoor zorgen dat historische meerwaarden opgebouwd tot 31 december 2025 gevrijwaard blijven?
Een goede voorbereiding en onderbouwing zijn belangrijk om discussies met de fiscus te vermijden. Onze fiscale adviseurs en waarderingsspecialisten kunnen u hierin begeleiden.
Bij gebrek aan definitieve wetteksten, geven we alvast een overzicht op basis van de meest recente versie van het voorontwerp van wet “tot invoering van een belasting op meerwaarden op financiële activa”.
Wie wordt geviseerd?
In eerste instantie treft de belasting natuurlijke personen-rijksinwoners onderworpen aan de personenbelasting, maar ook non-profit rechtspersonen onderworpen aan de rechtspersonenbelasting, zoals VZW’s en private stichtingen, worden geviseerd. Niet-inwoners blijven buiten schot en voor vennootschappen blijven de gewone regels van kracht. Rechtspersonen die erkend zijn om giften te ontvangen die in aanmerking komen voor een belastingvermindering ontspringen evenwel de dans.
Welke financiële activa worden getroffen?
In principe viseert de belasting meerwaarden gerealiseerd op vier categorieën van financiële activa, met name:
- financiële instrumenten, zoals aandelen, winstbewijzen, obligaties, afgeleide instrumenten, enz.
- bepaalde levensverzekeringsproducten, zoals spaar- en beleggingsverzekeringen (zoals tak 21, 22, 23 en 26) en kapitalisatieverrichtingen;
- cryptoactiva in de ruimste zin, inclusief stablecoins, e-money tokens en non-fungible tokens die voor betalings- of investeringsdoeleinden gebruikt kunnen worden; en
- geldmiddelen, met name giraal en chartaal geld, alsook elektronisch geld en beleggingsgoud.
Meerwaarden inzake groepsverzekeringen, levensverzekeringen binnen het langetermijnsparen, pensioenfondsen en pensioensparen blijven buiten beschouwing.
Welke verrichtingen worden geviseerd?
Het gaat om meerwaarden gerealiseerd bij overdrachten van financiële activa onder bezwarende titel vanaf 1 januari 2026 en dit buiten de beroepssfeer maar binnen het kader van normale verrichtingen van het beheer van een privévermogen. Overdrachten bij wijze van schenking of erfopvolging of inbrengen in huwgemeenschappen worden niet geviseerd. Ook inbrengen (binnen het normaal beheer van privévermogen) van aandelen in vennootschappen in ruil voor nieuwe aandelen, die niet reeds onder de tijdelijke vrijstelling vallen van de Europese Fusierichtlijn, worden niet geviseerd door de nieuwe belasting, hetgeen niet onlogisch is nu de inbrengmeerwaarde als belaste reserve in kapitaal op termijn in principe nog 30% roerende voorheffing zal ondergaan. Uitkeringen bij leven van kapitalen en afkoopwaarden van levensverzekeringscontracten en kapitalisatieverrichtingen zouden dan wel weer belast worden.
Verder wordt er ook een ‘exit’ belasting voorzien op de latente meerwaarde voor personen die hun (fiscale) woonplaats of zetel van fortuin naar het buitenland overbrengen. In dat geval geldt er een automatisch of een optioneel betalingsuitstel, afhankelijk van de staat waarnaar de belastingplichtige emigreert.
Daar waar eerdere ontwerpteksten voorzagen dat de notie ‘abnormaal beheer van privévermogen’ met daaraan gekoppeld een afzonderlijke taxatie van 33% zou verdwijnen, is de regering hierop teruggekomen. Meerwaarden uit abnormaal beheer zouden dus nog steeds belastbaar blijven als divers inkomen aan 33%. Het risico blijft dus dat na 1 januari 2026 de administratie oordeelt dat een gerealiseerde meerwaarde voortvloeit uit abnormaal beheer, zodat het belastingtarief geen 10% maar 33% (plus gemeentebelasting) bedraagt, zonder voetvrijstelling en zonder vrijstelling van historische meerwaarden opgebouwd voor 2026.
Ook de algemene anti-misbruikbepaling zou toepassing kunnen vinden op gerealiseerde meerwaarden, bijvoorbeeld bij een verkoop van aandelen in een vennootschap met overtollige liquiditeiten (excess cash).
Drie categorieën van belastbare meerwaarden
Er is sprake van drie elkaar uitsluitende categorieën van meerwaarden, elk met hun eigen regime.
1. Interne meerwaarden
Interne meerwaarden waarbij aandelen of winstbewijzen worden overgedragen aan een vennootschap-overnemer waarover de overdrager (alleen of samen met zijn echtgenoot en zijn naaste familie tot de tweede graad of deze van zijn echtgenoot) rechtstreeks of onrechtstreeks controle (in de zin van het vennootschapsrecht, bijv. meerderheid van stemrechten) uitoefent worden getaxeerd aan 33%, zonder enige voetvrijstelling of andere uitzondering. Deze regeling zou bijvoorbeeld structuren kunnen impacteren waarbij ouders hun aandelen verkopen aan een holding van de kinderen waarin de ouders ook zelf nog blijven participeren.
Merk op dat er geen sprake is van interne meerwaarden als de koper van de aandelen wordt gecontroleerd door de naaste familieleden, zonder enige betrokkenheid van de overdrager zelf. Niettemin kan de meerwaarde dan belast worden in het kader van een aanmerkelijk belang of onder het standaardregime (zie hierna).
2. Meerwaarden bij aanmerkelijk belang
Belastingplichtigen die een aanmerkelijk belang houden van minstens 20% in aandelen (geen winstbewijzen) en deze ten bezwarende titel overdragen aan een niet-gecontroleerde partij kunnen genieten van een specifiek regime, nl. een vrijstelling van 1 miljoen EUR aan meerwaarden en op de meerwaarden boven dit bedrag progressieve tarieven, nl.
- 1.000.001 – 2.500.000 EUR: 1,25%
- 2.500.001 – 5.000.000 EUR: 2,50% (voorheen: 2,25%)
- 5.000.001 – 10.000.000 EUR: 5%
- 10.000.001 – … EUR : 10%
Voor meerwaarden boven 1 miljoen EUR op aandelen die rechten in een binnenlandse vennootschap vertegenwoordigen en die worden overgedragen aan een rechtspersoon met werkelijke zetel buiten de Europese Economische Ruimte (‘EER’) geldt een bijzonder tarief van 16,5%. Op die manier wordt het vroeger regime voor overdrachten uit een aanmerkelijk belang van meer dan 25% aan niet-EER rechtspersonen in zekere zin hernomen.
Nieuw is dat het aanmerkelijk belang van 20% nu strikt per persoon worden bekeken en niet langer cumulatief met de echtgenoot en de naaste familie of (onrechtstreeks) via persoonlijke holdingstructuren. De foto van het aanmerkelijk belang zou ook genomen worden op het moment van de overdracht en niet langer op enig moment in de afgelopen 10 jaar voor de overdracht. Bovendien zou de vrijstelling voor het eerste miljoen EUR aan meerwaarden maar gelden per periode van 5 opeenvolgende jaren, zodat men niet elk jaar opnieuw van de vrijstelling zou kunnen genieten.
Wie minder dan 20% aanhoudt, zou onder het standaardregime vallen (zie hierna). Er is dus niet voorzien in enige vorm van overgangsregeling bij participaties (net) onder 20% op het moment van de overdracht. Dit betekent bijvoorbeeld dat wie initieel 20% of meer van de aandelen hield, maar door kapitaalrondes is verwaterd naar minder dan 20%, bij een ‘exit’ geen beroep meer kan doen op het regime van het aanmerkelijk belang.
Het gunstregime inzake aanmerkelijk belang waarbij het eerste miljoen EUR aan meerwaarde wordt vrijgesteld, zou niet enkel voor aandelen in actieve vennootschappen gelden, maar ook voor holding-, management- en patrimoniumvennootschappen.
De vrijstelling van meerwaarden tot 1 miljoen EUR bij aanmerkelijk belang geldt maar één maal per vijf jaar.
3. Standaardregime
Onder het standaardregime, van toepassing op alle meerwaarden, behalve interne meerwaarden en meerwaarden inzake een aanmerkelijk belang, zijn gerealiseerde meerwaarden belastbaar aan een vast tarief van 10%. De voetvrijstelling van 10.000 EUR per persoon en per jaar blijft overeind, doch deze zou nu jaarlijks geïndexeerd worden. Daarnaast zou het plafond van de vrijstelling per jaar dat deze ongebruikt blijft met (maximum) 1.000 EUR (exclusief verdere indexering na aanslagjaar 2027) stijgen tot maximaal 15.000 EUR. Iemand die maar om de vijf jaar een meerwaarde realiseert zou dus in het zesde jaar kunnen rekenen op een vrijstelling van 15.000 EUR, te verhogen met de indexatie.
De eerder voorziene vrijstelling voor wie zijn of haar financiële activa gedurende 10 jaar aanhoudt is dus komen te vervallen.
Temporeel toepassingsgebied
Onder het finaal compromis blijven de historische meerwaarden, d.w.z. deze opgebouwd tot en met 31 december 2025, buiten schot. Om de toekomstige belastbare meerwaarde (zijnde het positief verschil tussen de prijs in geld of enige andere vorm en de aanschaffingswaarde) te berekenen, zal de totale opbrengst worden verminderd met de waarde van de financiële activa per 31 december 2025. Er zal dus voor elk financieel actief een foto moeten genomen worden van de waarde per 31 december 2025, met dien verstande dat de komende vijf jaar (voor overdrachten tot 31 december 2030) de historische aanschaffingswaarde in aanmerking mag worden genomen, als die hoger zou blijken te zijn dan de (markt)waarde per 31 december 2025 en op voorwaarde dat hier afdoend bewijs kan van geleverd worden.
Uit de ontwerptekst blijkt dat de waarde per 31 december 2025 als volgt kan vastgesteld worden:
- voor genoteerde financiële activa: de laatste slotkoers van 2025
- voor niet-genoteerde activa, de hoogste van volgende waarden:
- waarde gehanteerd tussen volstrekt onafhankelijke partijen of bij oprichting van een vennootschap of kapitaalverhoging in de loop van kalenderjaar 2025;
- waarde resulterend uit een contract of aanbod van verkoopoptie in werking op 1 januari 2026;
- op basis van een formule voor aandelen: eigen vermogen + (4 x EBITDA laatste boekjaar voor 1 januari 2026); of
- (in afwijking van de formule) een waardering (uiterlijk uitgevoerd tot 31 december 2026) door een bedrijfsrevisor die niet de commissaris is of door een onafhankelijk gecertificeerd accountant;
- voor aandelen verkregen onder aandelenopties in de zin van de Optiewet van 26 maart 1999: de aandelenwaarde bij uitoefening van de opties;
- voor aandelen verworven onder een prijsreductie: de aandelenwaarde op het moment van verwerving; en
- voor levensverzekeringen en kapitalisatieverrichtingen: de inventarisreserve of (indien hoger) de som van de gestorte premies.
Voor niet-genoteerde financiële activa (in het bijzonder aandelen) verkregen voor 1 januari 2026 zal het dus erg belangrijk zijn om hun waarde op 31 december 2025 vast te stellen en dit op basis van één van de hierboven beschreven waarderingsmethodes.
Historische meerwaarden opgebouwd tot en met 31 december 2025 blijven buiten schot.
Minderwaarden
Minderwaarden gerealiseerd vanaf 1 januari 2026 kunnen in mindering komen van door dezelfde belastingplichtige binnen hetzelfde belastbare tijdperk gerealiseerde meerwaarden binnen dezelfde categorie (interne meerwaarden, aanmerkelijk belang of standaardregime), en zijn dus niet overdraagbaar naar een volgend belastbaar tijdperk.
Een minderwaarde wordt berekend als het negatief verschil tussen de ontvangen prijs en de (bewezen) aanschaffingswaarde. Voor financiële activa verkregen voor 1 januari 2026 gaat het om het negatieve verschil tussen de verkregen prijs en de waarde op 31 december 2025.
Formaliteiten
Daar waar de belasting op financiële instrumenten en verzekeringsovereenkomsten onder het standaardregime via de Belgische financiële tussenpersonen zal ingehouden worden onder de vorm van een (bevrijdende) roerende voorheffing (zonder rekening te houden met vrijstellingen en waardeverminderingen), zal de heffing voor interne meerwaarden en aanmerkelijk belang alsook voor cryptoactiva en valuta via de fiscale aangifte en inkohiering geschieden. Wel geldt er in dat geval nog een bijzondere rapporteringsverplichting voor in België gevestigde ‘intermediairs’, zijnde tussenpersonen die verrichtingen inzake interne meerwaarden en aanmerkelijke belangen beschikbaar maken, de implementatie ervan beheren of er hulp, bijstand of advies rond verstrekken, die bepaalde gegevens waarvan ze kennis hebben rond de meerwaarde en de identiteit van de partijen aan de fiscale administratie zullen moeten meedelen. Wie beroep wenst te doen op vrijstellingen zal dit normaal via de fiscale aangifte moeten verantwoorden.
Volgende stappen
Hoewel de definitieve wetteksten en hun stemming in het parlement nog afgewacht moeten worden, lijkt het toch raadzaam om de eventuele impact van de nieuwe meerwaardebelasting reeds in kaart te brengen en te anticiperen op de inwerkingtreding per 1 januari 2026, door bijvoorbeeld nog dit jaar structuurwijzigingen of verkooptransacties door te voeren of de onderliggende cijfers voor de waardering te monitoren. Ook kan worden nagegaan welke waarderingsmethode de hoogste waarde per 31 december 2025 oplevert voor niet-genoteerde aandelen. Graag staan wij u hierin bij.






